Over een jaar gaat het Qatar WK 2022 van start. De omstandigheden voor arbeiders zijn marginaal verbeterd, maar er zijn werelden tussen hen en het leven van rijke Qatarezen. Een gezellige middag in Qatar: jonge, rijke Qatari’s vinden het leuk om een familielid te bezoeken; jonge mannen, onderdeel van de 300.000 mensen in Qatar die ten volle van de welvaart genieten. Je kijkt uit naar het WK en je hebt alle reden om dat te zijn: je zit in het grandioze Lusail Stadium – met 80.000 zitplaatsen, het grootste van in totaal acht voetbalstadions die Qatar op de woestijnbodem bouwt en waarvan de oplevering ligt precies op schema, meldt projectmanagers Tamin el-Abed trots. Qua voorbereiding heeft Qatar echt de maatstaf gezet, zegt el-Abed.
Vooruitgang vastgelopen
Degenen die deze normen stellen, die de agenda vullen met leven en werken, doen het niet zo goed: volgens Amnesty International zullen de arbeidsomstandigheden in 2020 zijn verbeterd. Er is een minimumloon van het equivalent van 230 euro, slechts zes dagen hard werken van acht tot tien uur per dag. Maar nu is er geen vooruitgang meer.
Sommige hervormingen zijn zelfs ingetrokken, bekritiseert Amnesty International in een recent verschenen rapport. Nu is de echte politieke wil van de Qatarese regering nodig om de ingezette hervormingen consequent door te voeren.
Veel grieven zijn niet verholpen
Hiba Zayadin van Human Rights Watch is ook bekend met de slechte omstandigheden voor de migrerende werknemers: “Ze worden nog steeds uitgebuit”, zegt ze. “De lonen worden niet betaald, het geld komt tenminste te laat. Er zijn problemen met in beslag genomen paspoorten.” De huisvesting van de arbeiders is gratis, maar mager. Je slaapt op een bed achter een gordijn. Meer privacy is niet mogelijk.
Het kafala-systeem, dat van arbeiders een soort lijfeigene van de werkgevers maakt, is nog steeds niet helemaal afgeschaft. Werkgevers voorkomen nog steeds dat hun werknemers vertrekken of van baan veranderen. Wie werk heeft gevonden in het kleine, rijke woestijnstaatje, bekritiseert deze leef- en werkomstandigheden slechts voorzichtig, of beter helemaal niet. Interviews vanuit de ARD-studio in Caïro vinden plaats in aanwezigheid van de baas. Kritiek is natuurlijk niet te verwachten. Zijn er klachten over de lonen? “Nee”, antwoordt Babul Mondal, een jonge man met een helm en een veiligheidsvest, en glimlacht. Hij is immers de gekozen werknemersvertegenwoordiger. Vraagt iemand om meer geld? “Nee.”
Protesten schetsen een ander beeld
Een paar maanden geleden was dat anders: honderden arbeiders, voornamelijk uit Nepal, protesteerden in de Qatarese hoofdstad Doha en eisten betaling van achterstallig loon. “We zijn in staking”, riep een arbeider die te zien is op een video van een mobiele telefoon. “We hebben al maanden geen geld gekregen, geen enkele vrije dag. Het drinkwater is oneetbaar.” De jonge, rijke Qatari’s zitten nu in een huiskamer in de Majlis, de hoek alleen voor mannen; Ze drinken thee en genieten van zoete desserts. Het gesprek draait om een reis naar Japan en de wandelingen die je daar kunt maken.
Een jaar voordat het WK wordt gehouden, kunnen de verschillende werelden in de kleine woestijnstaat Qatar nauwelijks verder uit elkaar liggen.